Kostprijs
In het gedeelte over over prijzen van (verkoop-) opties is de prijsbepaling vanuit de 'Wat' zijde nav de LPM methodiek besproken.
Nu gaan we wat dieper in op de 'Hoe'-dimensie, ofwel de kostprijs van het product die al kort genoemd werd bij de verkoopprijsbepaling.
Dit lijkt in eerste instantie een recht-toe-recht-aan exercitie, maar schijn bedriegt;
vaak ontstaat hier het verschil tussen geprognotiseerde marge en daadwerkelijk gerealiseerde winst.
Nu gaan we wat dieper in op de 'Hoe'-dimensie, ofwel de kostprijs van het product die al kort genoemd werd bij de verkoopprijsbepaling.
Dit lijkt in eerste instantie een recht-toe-recht-aan exercitie, maar schijn bedriegt;
vaak ontstaat hier het verschil tussen geprognotiseerde marge en daadwerkelijk gerealiseerde winst.
Het driedelig maatpak der kosten
Als startpunt van de kostprijs nemen we de drievoudige opbouw die het meest gebruikelijk is binnen maakbedrijven: materiaalkosten ('material'), arbeidskosten ('labor') en overheadkosten.
Als eerste valt op dat over het algemeen de term materiaalkosten gebruikt wordt terwijl we het eigenlijk over inkoopwaarde hebben; zo dadelijk zal blijken waarom dit meer is dan een louter semantische discussie.
Voor arbeidskosten wordt primair gekeken naar de kosten van de 'directe' arbeid in het productieproces, dus voor fabricage en assemblage. De 'overheadkosten' bevatten voor een groot deel indirecte kosten die toegwezen (gealloceerd) kunnen worden aan hetzij materiaal, hetzij aan arbeid, meestal via een zogenaamde 'toeslag' in de product kostprijs. Deze worden daardoor (deels) als materiaal- cq. arbeidskosten gepresenteerd, afhankelijk van het bedrijf. Het overblijvende deel van de 'overheadkosten', de 'zuivere overhead' heeft betrekking op zaken die niet gealloceerd kunnen worden zoals huisvesting en juridische kosten. Een alternatieve, compacte indeling is dan directe materiaalkosten, directe arbeidskosten, indirecte kosten en (zuivere) overhead. NB : Het Engelse adjectief 'overhead' blijkt volgens vertaal-apps ook vertaald te kunnen worden als 'met lucht gevuld'; dit geeft te denken.....
Algemene systematiek kosten toewijzingVoor het toewijzen van de (alloceerbare) indirecte kosten wordt in het algemeen gebruik gemaakt van een kostenmodel zoals in bijgaande figuur. Het zgn. kostenobject (dit kan een los artikel, module of eindproduct zijn) draagt directe kosten en indirecte kosten. De directe kosten zijn afkomstig uit een directe kostenpost zoals (directe) materiaalkosten of arbeidskosten.
De indirecte kosten zijn afkomstig uit verschillende indirecte kostenposten zoals bijv. magazijnkosten, engineeringskosten en logistieke kosten. De relatie naar het kostenobject is dan meestal niet heel eenduidig, vandaar dat hier gesproken wordt van 'allocatie', ofwel toewijzing van kosten. Deze toewijzing vind dan plaats met behulp van een allocatie basis; dit kan bijvoorbeeld zijn 'per direct uur arbeid' wanneer het arbeid gerelateerde kosten betreft of 'per Euro inkoopprijs' wanneer het materiaal gerelateerde kosten betreft. De uiteindelijk vast te leggen verdeling van alle (alloceerbare) indirecte kostenposten blijft daarbij altijd een benadering van de werkelijkheid. Uitgangspunt is dat het totaal van alle indirecte kosten van alle jaarlijks toegepaste artikelen in alle eindproducten (ongeveer) gelijk moet zijn aan het indirecte kosten totaal als deel van de winst- & verliesrekening. Waarde en complexiteitNu is een van de kernprincipes binnen het 'lean'- gedachtengoed het gegeven dat binnen processen er een onderscheid is tussen activiteiten (of stappen) die waarde toevoegen voor de eindklant (VA, Value Adding) en activiteiten waarbij dat niet het geval is (non-VA, non Value Adding). Die laatste worden dan 'verspillingen' genoemd of op z'n best onvermijdbare noodzakelijke activiteiten.
Niet-waarde toevoegende activiteiten maken in ieder geval deel uit van de indirecte kostprijs componenten maar meestal ook nog van de directe kostenpost arbeid. De hierna volgende beschouwing beperkt zich voorlopig tot de totale indirecte kosten en is hiermee dus nog enigszins conservatief. Het grootste deel van de totale indirecte kosten zal over het algemeen als niet-waardetoevoegdend beschouwd moeten worden; de meeste indirecte activiteiten die samenhangen met bijvoorbeeld inkoop, administratie, transport, opslag en verwerking voegen immers geen waarde toe voor de klant (met alle respect voor de medewerkers in deze functies...). In het inleidende deel over 'waarom Lean Product Mix' is al gesproken over 'waarde-lekken' als gevolg van toenemende complexiteit en omvang van de productportfolio. Dit verband komt duidelijk tot uiting in de niet-waarde toevoegende delen van de product kostprijs. De omvang van de niet-waarde toevoegende activiteiten (en dus vooral de indirecte kosten) zullen toenemen bij toenemende complexiteit van productportfolio en het daarmee samenhangende productiesysteem. |
Het 'Droste-effect' in de ketenVeel van de ingekochte artikelen (vooral gemeten naar de waarde daarvan) zullen op hun beurt ook weer samengesteld zijn uit andere onderdelen en bewerkingen en zullen dus eenzelfde kostprijs-structuur laten zien. Dit herhaalt zicht tot op het niveau van ruwe materialen.
Hieruit blijkt vervolgens dat de daadwerkelijke 'materiaalkosten' een veel kleiner aandeel hebben in de totaal kostprijs dan in eerste instantie verwacht op basis van de OEM kostenverdeling. Voorbeeld : het achterpaneel van een elektrische schakelkast bevat naast een stalen gezette plaat verschillende gemonteerde connectoren. Die bestaan weer uit kunststof behuizingen, contactpennen en rubber afdichtingsringen. Deze komen uiteindelijk van verschillende leveranciers die allemaal hun eigen bewerkingen uitvoeren en overhead moeten doorbelasten. De waarde van de losse materialen is daardoor een relatief klein deel van de totaalkostprijs.
Indirecte kosten, toeslagen en integrale kostprijsUiteindelijk wordt in het verder uitgewerkte kostenmodel dezelfde onderverdeling zichtbaar als eerder geschetst vanuit de winst- & verliesrekening: directe materiaal kosten, directe arbeidskosten, toewijsbare indirecte kosten en ten slotte indirecte kosten die niet toewijsbaar zijn aan (eind-)producten. Ieder type indirecte kostenpost wordt dan meestal of aan materiaal toegewezen of aan arbeid.
Het deel wat hiervan aan de kostprijs van een artikelnummer toegekend wordt heet dan meestal 'materiaaltoeslag' of 'urentoeslag'. Door deze toeslagen op te tellen bij de directe materiaalkosten resp. directe arbeidskosten ontstaat dan de 'integrale kostprijs' resp. het 'integrale uurtarief'. Een meer uitgebreide variant hiervan is de Activity Based Costing aanpak; kern hiervan is dat alle indirecte kostenposten veel fijnmaziger toegewezen worden aan de kostendragers. Dit leidt tot een meer realistische integrale kostprijs per eindproduct. Hiertoe moeten dan wel de kosten allocatie bases veel diepgaander en gedetailleerder bepaald en toegepast worden. Dit maakt deze methode in de praktijk lastig uitvoerbaar en daardoor weinig toegepast. |
Naar een reële integrale kostprijs
Hoewel de meeste professionals dit na een toelichting zullen herkennen vanuit de praktijk wordt hier heel vaak nauwelijks rekening mee gehouden.
Dat komt deels door het feit dat dit meestal niet direct zichtbaar is, maar ook doordat het heel lastig blijkt om hier zinvolle berekeningen op los te laten.
Dit blijkt ook uit de besproken conventionele kostprijsmethodiek; hierin wordt complexiteit niet bestraft en dus wordt de pijn niet gevoeld.
Hoe zou kostprijs dan toch een hulpmiddel kunnen zijn om complexiteit te bestrijden?
Hiervoor zullen we complexiteit moeten meenemen in het bepalen van de toeslagen.
We doen dat met het Complexity Costing System, ofwel de CoCoS methodiek.
Dit is het onderwerp van het volgende artikel.
Dat komt deels door het feit dat dit meestal niet direct zichtbaar is, maar ook doordat het heel lastig blijkt om hier zinvolle berekeningen op los te laten.
Dit blijkt ook uit de besproken conventionele kostprijsmethodiek; hierin wordt complexiteit niet bestraft en dus wordt de pijn niet gevoeld.
Hoe zou kostprijs dan toch een hulpmiddel kunnen zijn om complexiteit te bestrijden?
Hiervoor zullen we complexiteit moeten meenemen in het bepalen van de toeslagen.
We doen dat met het Complexity Costing System, ofwel de CoCoS methodiek.
Dit is het onderwerp van het volgende artikel.